Bezoekt U voor het eerst deze site? Leest U dan eerst de inleiding. Hier vindt U aanwijzingen voor het gebruik van onderstaande tekst.

 


Pinksteren

 


U it het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus
volgens Johannes
19 Op de avond van de eerste dag van de week,
toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen
gesloten waren uit vrees voor de Joden,
kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
20 "Vrede zij u."
Na dit gezegd te hebben
toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren vervuld van vreugde
toen zij de Heer zagen.
21 Nogmaals zei Jezus tot hen:
"Vrede zij u.
Zoals de Vader Mij gezonden heeft
zo zend Ik u."
22 Na deze woorden blies Hij over hen en zei:
"Ontvangt de heilige Geest.
23 Als gij iemand zonden vergeeft,
dan zijn ze vergeven,
en als gij ze niet vergeeft,
zijn ze niet vergeven."
Johannes 20,19-23

Niet zomaar beginnen met bidden. De geest is er niet op ingesteld. In ons gewone doen en laten is onze eigen geest middelpunt. Die oriëntatie is heilloos voor het gebed. Maar vóórdat we het in de gaten hebben, nemen we die ik-oriëntatie in het gebed mee. Dan krijg je een soort pseudo-gebed. Meteen aan het begin moeten we die grondafwijking van onze geest corrigeren en op Hem richten. We kunnen deze ommekeer van onze geest gemakkelijker opbrengen door niet te veel te letten op onze gevoelens en gedachten, die soms maar moeilijk bij te sturen zijn, maar ons concentreren op de diepere lagen van ons wezen, onder het voelen en denken, waar wij met het puntje van onze ziel van Hem willen zijn. Ik wíl toch bidden. Daarom ben ik toch juist hier. Dat is het waar Hij op let en niet zozeer op gevoelens en gedachten. Door zo met het hart bij Hem te willen zijn, ontstaat er vanzelf ook een diepere rust.

Bij de plaats van het gebed, een paar passen ervandaan, maak ik me eerst bewust van Gods tegenwoordigheid, zien hoe Hij van zijn kant geen moeite heeft om bij mij te zijn, hoe Hij mij opneemt in zijn vrede en verzoening door zijn heilige Geest over mij uit te ademen. Eenmaal doordrongen van zijn heilige tegenwoordigheid, maak ik een gebaar van eerbied en aanbidding, zoals dat ook in het gemeenschappelijke, liturgische gebed voortdurend gebeurt (staan, knielen, buigen, op de borst kloppen enz.). Zo'n gebaar kan soms een stroom van gevoelens losmaken.

De houding van het gebed aannemen, een houding die gekenmerkt wordt door ontvankelijkheid. In elk gebed ga ik immers ontvangen. In dit gebed de heilige Geest: "Ontvangt de heilige Geest" (v.22). En dat ga ik nu ook vragen als een genade, dat heel mijn leven bezield mag worden door de heilige Geest, dat al mijn bedoelingen, daden en werkzaamheden zuiver geordend mogen zijn in dienst en lof van zijn goddelijke Majesteit. Want de dingen van de natuur (eigenschappen, talenten, vaardigheden) hebben alleen maar waarde voorzover ze bezield zijn door de heilige Geest.

Nu is mijn geest enigszins in de goede gesteltenis om het geheim op mij te laten inwerken. Eerst overzie ik de geschiedenis even als in vogelvlucht. De apostelen worden eerst getoond in hun eigen ik-gerichte gesteltenis en die gaat altijd gepaard met vrees, vrees namelijk om zijn ik te verliezen. Jezus buigt die gesteltenis om door zijn heilige Geest mee te delen, dat is een op God gerichte oriëntatie van zuivere, pure zelfloze liefde. Daarom toont Hij hun eerst zijn handen en zijn zijde. Ter identificatie: Ik ben dezelfde; de Gekruisigde is de Verrezene. Maar dat betekent ook: de zelfloosheid van de totale zelfgave aan het kruis is mijn blijvende signalement. En die geef Ik aan mijn kerk.

De geheimen van ons geloof zijn altijd gelocaliseerd. Ze hebben 'ergens' plaats gevonden. Men doet dus recht aan het geloofsgeheim door zich de plaats voor te stellen waar het gebeurde. Bovendien is dat een niet gering hulpmiddel om zijn gedachten er bij te houden of na een verstrooiing weer terug te keren. Naar een plaats keert een mens nu eenmaal sneller terug dan naar een idee.
De geschiedenis van dit geheim is toen en daar begonnen, maar is sindsdien niet opgehouden te geschieden. Het is daarom goed zich ook de plaatsen te binnen te brengen waar ik een bijzondere mededeling van de heilige Geest heb beleefd: genade-oorden, persoonlijke geestelijke belevenissen.

Het bidden gaat gemakkelijker, wanneer wij ons ervan bewust maken, dat wij "niet eens weten hoe wij behoren te bidden" (Rom 8,26). De Geest moet onze zwakheid te hulp komen en daarom vragen wij steeds om de bijzondere genade: nu om de heilige Geest te mogen ontvangen, zodat mijn geest van zelfzucht wordt omgekeerd, be-keerd tot een geest van zelveloosheid.

 
"In de avond van de eerste dag van de week."

De christelijke zondag. Geruisloos heeft de Joodse sabbat plaats gemaakt voor de christelijke zondag. Geen revolutie, maar een haast naadloze overgang. Of beter: de ontreddering van deze revolutie heeft Jezus zelf opgevangen. Want om helemaal opnieuw te kunnen beginnen was het nodig, dat het oude werd losgelaten. Dat loslaten heeft Jezus gedaan: zijn milieu, zijn geboortegrond, zijn verwanten, zijn goede naam, de trouw van zijn leerlingen, zijn gezondheid, zijn moeder, zijn leven, kortom alles wat Jezus bond aan de Joodse grond, aan de Joodse wet, aan het Oude Verbond, Hij werd eruit ontworteld. Aan al het oude afgestorven is Jezus voor ons de nieuwe tempel geworden en is zijn gloriedag onze zondag, de dag des Heren geworden, de dag van onze Heer.

 
"toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen..."

Het verheerlijkte lichaam van Jezus is niet meer gebonden aan de begrenzingen van tijd en ruimte. Maar ook daarvoor heeft Hij de prijs betaald. Eerst heeft Hij zich tot het uiterste toe gebonden aan de begrenzingen van het menselijke bestaan en heeft Hij elke overschrijding van die grenzen als een bekoring afgewezen. Vanaf de geboorte in een grot tot en met de mensonwaardige executie op het kruis is Jezus trouw gebleven aan de voorwaarden van het gewone menselijke bestaan. Door zich vrijwillig te binden aan de begrensdheid door tijd en plaats heeft Jezus alle plaatsen en alle tijden overstegen en is Hij de mens voor allen geworden om nu te kunnen zijn overal waar mensen zijn. Wil ons leven een betekenis hebben die uitgaat boven de nauwe grenzen van onze menselijke situatie, dan hoeven wij niet ons aan de greep van onze menselijke oorsprongssituatie te onttrekken, ons te ontwortelen, maar dan moeten wij juist ten einde toe eraan trouw blijven.

 
"ging in hun midden staan en zei: Vrede zij u."

Dat is het aanschouwelijk beeld van de kerk: Jezus in het midden, zijn vrede schenkend. "Niet de vrede zoals de wereld die geeft" (Joh 14,27). Niet de vrede van deze wereld, want dat is een vrede die gebonden blijft aan vredige omstandigheden. Het is een vrede "die alle begrip te boven gaat" (Fil 4,7), een vrede in omstandigheden waarbij mensen zich afvragen hoe iemand daarbij nog de vrede kan bewaren. Met die vrede heeft Christus de wereld overwonnen: "Dit heb Ik u gezegd, opdat gij de vrede zoudt bezitten in Mij. Weliswaar leeft gij in de wereld in verdrukking, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen" (Joh 16,33).

 
"Na dit gezegd te hebben, toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde."

De tekenen dus van zijn nederlaag. De vrede van Christus is dus de vrede waarmee de nederlaag wordt verdragen. Christus heeft het kwaad overwonnen door zich er niet kwaad over te maken en het actief te bestrijden, maar door het met een zacht en vredig gemoed te dragen. Deze nederigheid schept eenheid onder de mensen: vrede. Hoogmoed schept verdeeldheid. Als we tegen elkaar opbieden, onszelf voortdurend in een concurrentiepositie plaatsen tegenover anderen: nog sneller, nog rijker, nog meer luxe, nog meer comfort, anderen de ogen uitsteken, ontstaat er verdeeldheid en geweld. Anderen willen niet onderdoen, zij doen zichzelf en anderen geweld aan om hetzelfde inkomen te krijgen. Daardoor komen anderen weer te kort: kinderen, zieken, zwakker begaafden. Er is geen tijd meer voor hen. Van louter voortvarendheid loopt men ook zichzelf voorbij en teert men in op de zwakkere, maar zoveel kostbaardere krachten in zichzelf: inkeer, gebed, stilte, tijd nemen voor zichzelf en voor elkaar, spel, contemplatie, allerlei niet-nuttige bezigheden, lezen, genieten van de natuur, poëzie, muziek enz. Christus en de kerk zijn ervoor om voor die zachte krachten een lans te breken.

 
"Nogmaals zei Jezus tot hen: Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u."

De apostelen en wij worden opgenomen in Jezus' eigen goddelijke vredeszending. Een innerlijke vrede dus, een vrede van het hart, maar niet een vrede die inwendig blijft. De vrede van Christus bepaalt vanuit onze kern heel ons wezen en vandaaruit al onze contacten. Nu mijn contacten nagaan of ik er de vrede die Christus in mijn hart legt, dieper in kan laten doorsijpelen. Met name bij de personen met wie ik het minder goed kan vinden en over de onderwerpen die gevoelig liggen.

 
"Na deze woorden blies Hij over hen en zei: Ontvangt de heilige Geest."

De heilige Geest, dat is Jezus zelf in zijn eenheid met de Vader. Het is de Persoon, die zoals in het credo staat, "die voortkomt van de Zoon en de Vader." Wanneer we Jezus over de Vader horen spreken en we ervaren bij zo'n woord van Jezus over de Vader een beweging van genegenheid voor de Vader, een opwelling van liefde voor Hem, dan hebben wij op zo'n moment contact met de heilige Geest, dan worden wij ons bewust hoe we zijn opgenomen in de liefdesstroom tussen de Zoon en de Vader. Soms denken mensen: God is zo ver weg, zo hoog, hoog in de hemel. Of Jezus, die is zo lang geleden, al bijna twee duizend jaar. Dan mogen we bedenken: de heilige Geest, dat is Jezus en de Vader levend en vlak bij, de kracht en het licht van God in het eigen hart. Precies wat er in het evangelie staat: "En wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden; ook Ik zal hem beminnen en Ik zal Mij aan hem openbaren" (Joh 14,21). Luisteren naar wat de woorden van Jezus in je doen, dat is "geestelijk leven". Geestelijk of pneumatisch leven, leven van de heilige Geest.

Aan het eind gesprekjes voeren met Jezus die van zijn kant zich zo menselijk laat kennen en zijn vrienden troost. Dan me door Jezus naar de Vader laten brengen en bij Hem mijn hart uitstorten. Met vernieuwd vertrouwen en verdiepte eerbied het Onze Vader bidden.

Na afloop is het een geschikt moment om in mijzelf de geesten te onderscheiden door in een reflexie na te gaan:

  1. Waar was ik, toen ik niet bij Hem was? Mijn verstrooiingen bewegen zich op de terreinen waar ik mij door een geest van zelfzucht laat leiden.
  2. Waar waren we bij elkaar? Bij Jezus zijn kan alleen maar in de heilige Geest. Want "niemand kan zeggen: Jezus is de Heer, tenzij door de heilige Geest" (1 Kor 12,3).
  3. En nu, na afloop van het gebed, wat voel ik nu voor Hem? Wanneer de gevoelens voor Hem niet zijn op te sluiten binnen de kaders van het gebed, maar spontaan blijven opwellen uit het hart, dan is dat er een teken van dat de heilige Geest in mij werkt.

Naar Top